Artikelen

De herfsttijloos

De herfsttijloos behoort wel tot onze landgenoten in tegenstelling tot de lelie en vele andere van haar opvallende familieleden, maar toch is zij veel minder bekend. De eerste indruk, die men ontvangt, wanneer men haar zacht-lila bloemen als bleke vlammetjes tussen het groen van de weiden vindt, is: hoe mooi, hoe teer! Maar pas op! haar sappen kunnen doden. Lees verder

Bron: Mededelingen van de Anthroposofische Vereniging in Nederland 14 (1959) 6, p. 98-103

De salomonszegel

Bij het overpeinzen van de plantenfamilie der lelieachtigen dringen zich vooral die bekende bolgewassen naar voren, die vaak slechts weinige eenvoudig gebouwde bladen ontwikkelen, die hun bloemen zeer duidelijk naar voren dragen en die bloeien op plaatsen, waar ze hun kleur helder kunnen laten oplichten met behulp van de frisse voorjaarszon. Lees verder

Bron: Mededelingen van de Anthroposofische Vereniging in Nederland 11 (1956) 4, p. 63-65

De iris

Toen ik nog een kleine jongen was, groeiden er in onze tuin grote blauwe irissen. Waarom zij bijna de enige bloemen zijn, die ik mij nog herinner uit die tijd, kan ik niet zeggen. Wel weet ik, dat zij een diepe indruk op mij maakten en een grote liefde in mij wekten. Lees verder

Bron: Mededelingen van de Anthroposofische Vereniging in Nederland 11 (1956) 1, p. 1-5

De crocus

Vroeg in het jaar, wanneer de gure winden telkens nog de liefelijke lente-glimlach, waarmee de aarde de hemel wil begroeten, verjagen, trachten zich reeds vele groene sprietjes uit het donker van de bodem vrij te maken en aarzelend het lichtrijk te zoeken. Soms boren ze zich zelfs een opening in het doodwitte kleed, dat als tere pluisjes uit de hemel neer kwam dalen en daaronder tot een dicht doek werd aaneengeweven. Lees verder

Bron: Mededelingen van de Anthroposofische Vereniging in Nederland 11 (1956) mrt., p. 37-40

De hyacint

Wanneer in het voorjaar de bloei op de bollenvelden begint, wordt heel het landschap geverfd met machtige kleuren en rijke geuren vervullen weldra de ruimte. Maar hoe indrukwekkend dit ook is, de echte natuurliefhebber ziet meer in het kleinste onkruidplantje dan in die kleurenzee. Lees verder

Bron: Mededelingen van de Anthroposofische Vereniging in Nederland 14 (1959) 3, p. 38-43

Over de tulp en de Hollandse volksaard

De tulp is diep verbonden met ons land en met ons volk. Onze tulpen zijn dan ook beroemd over heel de wereld. Er is zelfs een tijd geweest, dat vele Hollanders nog meer respect hadden voor mooie tulpenrassen, dan voor hun geld. Waanzinnige sommen werden voor een enkele bol besteed, toen de zogenaamde windhandel heerste. Lees verder

Bron: Mededelingen van de Anthroposofische Vereniging in Nederland 13 (1958) 4, p. 59-64

Ingeprente vormen bij de omgang met mensen en dingen

Een jong mens wordt op de omgang met andere mensen voorbereid door het inprenten van beleefdheidsvormen. Deze vormen zijn in de eerste plaats daartoe bestemd de andere mens te eren en tot zijn recht te doen komen. Heeft een mens een tekort aan zulke vormen, dan dreigt het gevaar, dat hij de andere mens te weinig laat gelden en dat hij hem zelfs opzij drukt. Hoe is het op andere gebieden? Lees verder

Bron: Mededelingen van de Anthroposofische Vereniging in Nederland Jrg. 20 (1965) nr. 7/8, p. 153-155

Over het wezen van licht en duister I. De bomen en het avondgoud

Na zulk een dag vol licht brengt de avond nog een verhoging van alle heerlijkheid. De neergaande zon begint een gloeiend gordijn uit geel en goud geweven omhoog te trekken. Hoe meer zij daalt hoe meer de goudstrook boven de horizon uit rijst en hoe warmer, ja, hoe vuriger haar gloed wordt. Lees verder

Bron: Mededelingen van de Anthroposofische Vereniging in Nederland 12 (1957) 2, p. 17-19

Over het wezen van licht en duister II. Beeld en kiem in de natuur

Nu willen wij nog eens aanknopen bij de beelden, zoals deze in een vorig artikel geschetst zijn en trachten iets meer van de inhoud weer te geven. Soms kunnen wij het grote het beste benaderen door ons te richten op de spiegelingen, die het werpt in het kleine. In dit geval willen wij een kruidachtige plant, die zich geleidelijk ontwikkelt en daarbij zijn bloemen ontplooit en zaad vormt, in gedachten volgen. Lees verder

Bron: Mededelingen van de Anthroposofische Vereniging in Nederland 12 (1957) 3, p. 41-45

Over het wezen van licht en duister III. Het spel als spiegeling en voortzetting van de schepping

Wanneer men gedurende vele jaren telkens weer op zoek is gegaan naar het wezen der natuur, nu eens als bedelaar omdat men hongerig was en niets had te bieden, dan weer als welkome gast met wie zij graag een blijmoedig speels of soms ook een diep ernstig gesprek wilde voeren, dan kan het gebeuren dat zij zelf ons roept. Zij is dan bereid ons te ontvangen met haar gelaat even onthuld, terwijl zij zich meestal achter half doorzichtige sluiers verbergt. Lees verder

Bron: Mededelingen van de Anthroposofische Vereniging in Nederland 12 (1957) 4, p. 68-72